“Een investering in extra wielen terugverdienen is eigenlijk helemaal niet moeilijk”, vertelt Douwe van der Molen van de firma Evenboer. “Zolang je de kop maar niet in het zand steekt. Schade door sporen en een kapot gereden zode is vaak niet direct zichtbaar. We wachten even en zie daar, alles is weer net zo groen als vorig jaar. Maar dan houdt de natuur je voor de gek.”
Van der Molen is door gesprekken met boeren en loonwerkers en door eigen ervaringen in de loop der jaren heel wat wijzer als het gaat om goed bodembeheer. Van der Molen is sinds 1987 fabrikant van de DWM achtwielige tandemonderstellen. Eerst in het Friese Nieuweschoot en vanaf 2022 bij Firma Evenboer te Broek in Waterland, die het in 2021 hebben overgenomen.
In 1986 bedacht DWM voor een grote melkveehouder het eerste achtwielige tandemstel. Deze melkveehouder zag dat door het stalvoeren zijn land aftakelde en er steeds meer onkruid verscheen in de sporen en op de kopakkers. De kwaliteit van het voer liep achteruit en op delen van het land hoefde je volgens Van der Molen zelfs met een klein buitje niet meer te komen, omdat de bovenlaag het water niet meer doorliet. “Toen de investering in een nieuwe wagen in gedachten kwam, hebben we daar als ‘de smid’ en veehouder het idee voor acht wielen bedacht. We hebben toen het eerste meelopend gestuurde tandemaggregaat ontwikkeld en gebouwd. Dit eerste tandem is nog steeds in gebruik”, vertelt Van der Molen trots.
Spoorvorming en zodebeschadiging
Spoorvorming en zodebeschadiging zijn zichtbare uitingen van bodembederf. “Daarnaast zorgt spoorvorming voor een oneffen dwarsdoorsnede. Helaas is het een feit dat je vaak steeds weer door hetzelfde spoor rijdt. Met name bij natte omstandigheden masseer je de grond zodanig, dat de toplaag verdicht, er plassen blijven staan en het onkruid het gras verdringt. Dit wordt ook nog eens versterkt door het maaien, omdat je in de sporen alleen topt en de randen te kort maait. Met name die randen in combinatie met maaien, schudden en harken zorgen voor een hoog ruw as-gehalte in de kuil”, zo legt Van der Molen het eerste deel van het probleem bloot.
Zodebeschadiging ontstaat met name door de spoorvorming in combinatie met het sturen. “De meeste tandems met vier wielen hebben de breedst mogelijk banden en daarvoor wordt stuurhoek opgeofferd. Van achttien naar tien graden is geen unicum. Ga je dan op de kopakker scherp door de bocht, dan wringen de achterwielen van de tandem de zode los. Met name bij een vol beladen wagen geeft dit veel schade. Zelf zie je dat niet gebeuren op je trekker. Hooguit de volgende dag en met een beetje mazzel is het groeizaam weer. Gras er over.”
De tweede vorm van zodebeschadiging treedt volgens Van der Molen op wanneer het gras twee keer met een te hoge oppervlaktedruk wordt overreden. “De knik in de grasstengel zorgt voor een slechte hergroei. Dit kun je zien door de andere kleur van het gras in de rijsporen. De streepjespyjama. Dat wil je als boer niet zien.”

Structuurbederf: de onzichtbare vijand
Structuurbederf ontstaat zowel in de toplaag als in de onderlagen van de bodem. Het gebeurt met name op de klei- en op de zandbodem. Veenbodem is eigenlijk een buitenbeentje. Deze wordt als minder draagkrachtig beschouwd, maar zolang je er geen breuk in aanbrengt, dus de zode heel houdt, blijf je boven de grond. Gaat dit mis, dan stop je en ga je om hulp. “Hier helpt een vier sporen – achtwiel-tandem enorm om je land heel te houden en tegelijkertijd behoorlijke lasten te kunnen dragen. Bij veengrond gaat het met name om de postzegel. Die bestaat uit de acht footprints van de wielen met de ruimtes er tussen. Deze aaneengesloten rechthoek geeft de draagkracht, omdat het verband in bodem en zode hem heel houdt. Hierdoor ontstaat er geen scheurvorming en geen insporing. Je ziet de volle wagen op zo’n drijvende zode soms wel vijftien centimeter dieper rijden dan het omliggende land en dat zonder een litteken achter te laten.”
Volgens Van der Molen heeft alles een grens en moet je bij de aanschaf serieus nadenken welke grootte wagen met welk tandemaggregaat bij je bodem past. “Op deze slappe bodem heb je weinig last van structuurbederf. Zit je echter in een overgangsgebied van twee bodemsoorten, dan ligt dit weer moeilijker. Over het algemeen is de doorlaatbaarheid, zowel voor water als zuurstof van de veenbodem goed te noemen. Veenbodem herstelt zich over het algemeen goed, maar zware inrijschade moet je vermijden.”
Structuurbederf op kleibodem
Zo gauw je een natte periode in gaat, kun je als veehouder op klei de dieren beter binnenhouden. Stalvoeren blijkt dan de beste optie te zijn. “Alle facetten van bodembederf kunnen je hierbij behoorlijk tegenwerken. Voor het berijden van kleigrond moet gewoon alles kloppen. Klei is glad en glijden is toplaagverdichting. Je trekker moet dus geen slip vertonen en hetzelfde geldt voor de banden onder je wagen. Dit vraagt om een open, super lossend profiel, het Trac profiel. Structuurbederf bij kleigrond zorgt voor een hoge vermindering van de opbrengst. Een kleibodem vergeeft niet en heeft een lange periode van rust nodig om zich te herstellen.”

Zandbodem de bodem waar alles op kan?
Volgens Van der Molen kan op een zandbodem zeker niet alles. “Ook zandbodem heeft haar beperkingen. Met name structuurbederf en uitspoeling zijn risico’s. Structuurbederf zorgt voor een verdichte diepere bodemlaag, waar zuurstof en water niet meer doorheen komen. Het overvloedige water komt niet meer in de ondergrond, maar verdwijnt over de verdichte tussenlaag naar de sloten. Hierbij worden met name bij de zandbodem de nutriënten veelal meegevoerd en daalt de vruchtbaarheid. Ook de capillaire werking gaat verloren en de toplaag kan geen vocht uit de ondergrond ontvangen om het gewas in leven te houden. Na een droge periode zie je dan het gras zeer slecht opkomen en het onkruid welig tieren. Bovendien vraagt het GLB om blijvend grasland, waardoor kans op herstel nog kleiner wordt.”
Rendabel maken voor loonwerkers
“Als loonwerker wil je mooi werk afleveren. Dat betekent een mooi opgezette kuil, maar ook land zonder sporen en hergroeischade. Dat laatste betekent een opraapwagen met voldoende bandoppervlak. Onder droge omstandigheden laat een grote wagen met een vierwielig tandemstel of een zeswielig tridemstel geen zichtbare schade achter. Maar vroeg of laat in het jaar valt dat bitter tegen”, aldus Van der Molen. “Met een groter bandoppervlak kun je schade voorkomen. Maar dat vraagt een investering en die wil je kunnen doorberekenen.” Hij pakt er een berekening bij waarin hij laat zien wat minder bodembeschadiging oplevert aan extra droge stof en wat dat uiteindelijk per uur per opraapwagen oplevert (zie kader).
“Dit is een richtinggevende berekening, maar het laat wel zien dat een achtwielig tandemstel een veehouder serieus geld kan besparen.” Hij vertelt dat DWM viersporenoplossingen in alle soorten en maten aanbiedt. Van een vier op één rij-pendelonderstel voor een kleine wagen tot twaalfwielig double tridem geveerd onderstel. Het nieuwste concept, het hydraulisch geveerde, gedwongen gestuurde acht- of twaalfwielige onderstel kan als optie geleverd worden met een weeginrichting. Daarnaast is bij alle onderstellen een snel luchtdrukwisselsysteem met hydraulisch aangedreven compressor leverbaar. Hiermee kan de bandenspanning worden geregeld op 0.8 bar op het land en 2.0 bar op de weg.
Voorbeeldberekening: achtwielig tandemstel is snel rendabel te maken
Gewicht voordroogkuil 35 procent droge stof | 24.000 kilogram per hectare |
Inhoud wagen 45 kubieke meter met dit materiaal | 12.000 kilogram |
Besparing door verminderd bodembederf (+5 procent van jaarlijks 10.000 kilogram droge stof) | 500 kilogram |
Besparing per wagen bij vijf sneden per jaar en vijf hectare per opraapwagen | 20 kilogram |
Aankoopwaarde van een kilogram droge stof | 0,25 euro |
Besparing per wagenlading | 5 euro |
Besparing per uur per wagen bij drie wagenladingen per uur (huiskavel) | 15 euro |
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: firma Evenboer en Gerben Hofman